10 september 1944, de eerste dag van haar dagboek, is een keerpunt in het leven van Leny Holla-Aarts. Zij is op dat moment 37 jaar oud, het is de dag dat haar vierde kind, zoon Joos, wordt geboren en de dag dat de geallieerden hoorbaar Vught naderen. Leny en haar man Harry Holla zaten diep in het verzet. Beiden waren nauw betrokken bij het helpen onderduiken van Joodse vrienden en vele anderen, het verspreiden van illegale bladen zoals Vrij Nederland en Trouw en bij het mogelijk maken van spionage en koeriersdiensten. Hun huis aan de Leeuwensteinlaan 23a in Vught was het zenuwcentrum van al die verzetsactiviteiten. Harry was het boegbeeld naar buiten als leider van het lokale, provinciale en nationale verzet en de vertegenwoordiger namens het katholieke Zuiden in de top van het Nederlandse verzet.
Leny Holla vervulde vele rollen. Al die tijd was zij de belangrijkste adviseur en klankbord van haar man, zijn bondgenoot in alles; zij was de regelaar en de manager van het ‘verzetsbedrijf’, waar Harry Holla nu eenmaal geen talent voor had. Zij coördineerde het onderduikwerk, waarbij ze voortdurend op zoek moest naar nieuwe adressen en de zo noodzakelijke zegels, bonnen, persoonsbewijzen, reisdocumenten en andere illegale papieren die ze vervolgens overal in huis verborg: in de kinderbedjes, in de keukenkachel en in de poot van een oude kast. Zij ving thuis de talloze koeriers en spionnen op die langskwamen voor onderdak, voor documenten en voor doorgangs- en vluchtroutes.
In de laatste oorlogsjaren moest Harry vaak op pad voor overleg en reisde hij door het hele land terwijl Leny in Vught het gezin runde. Het gezin Holla bestaat dan al uit vijf kinderen. En dan was er ook nog hun ‘speciale’ dochter Renée, een Joods meisje dat ternauwernood ontsnapt was aan deportatie naar de vernietigingskampen en dat door de Holla’s in het gezin was opgenomen als was zij hun eigen dochter.
De motivatie om het verzet in te gaan was voor Leny simpel en duidelijk. Als je wordt gevraagd om te helpen, dan deed je dat gewoon. Zij was vrijgevochten, strijdbaar en politiek geëngageerd, zozeer zelfs dat een dochter stelt dat ‘zonder mijn moeder was mijn vader in de oorlog nooit de weg ingeslagen die hij uiteindelijk ingeslagen is.’ Dat resulteerde in een leven waarin zij prioriteit gaf aan het zorgen voor mensen in nood, aan het opkomen voor een maatschappij waarin iedereen zichzelf kan en mag zijn en waarin denken en voelen onlosmakelijk met elkaar verbonden waren. In die overtuiging en in die levenswijze vonden Leny en Harry elkaar en konden zij elkaar in hun lange huwelijk waar nodig aanvullen.
De situatie in en rond Vught in de maanden september en oktober 1944 is chaotisch. Desondanks weet Leny veel details te geven van wat er om haar heen gebeurt. Het is een bewijs dat zij als een spin in het verzetsweb zat en door toegang tot een radio goed op de hoogte was. Een deel van de mensen uit hun netwerken woonde in die weken zelfs in hun huis. Naast de vier kinderen, pleegdochter Renée en dienstmeisje Annie, bivakkeerden er die dagen nog vier mensen. Broer Toon en zijn vrouw Lène kwamen onderduiken om daarmee dwangarbeid te ontlopen en de journalist Manus Bresser had Kamp Vught kunnen ontvluchten naar de Holla’s. De spionne annex koerierster Jos Gemmeke, de enige vrouw die na de oorlog onderscheiden is met de Willemsorde, was met de fiets op weg vanuit Den Haag met geheime informatie voor prins Bernhard en de regering in Londen en kon, eenmaal bij de Holla’s aangekomen, door de oorlogshandelingen niet meteen verder doorreizen, dus ook zij bleef. In totaal twaalf mensen zitten bij tijd en wijle in de schuilkelder tijdens bombardementen en beschietingen.
Titel Alles is rustig, zo af en toe valt er ergens een granaat. Het bevrijdingsdagboek van Leny Holla-Aarts, Vught, 10 september 1944 / 8 mei 1945
Auteur Leny Holla onder redactie van Peter Baas
ISBN 9789070545482
Uitvoering 48 pagina’s, formaat 11 x 18 cm. Genaaid gebrocheerd
Verkoopprijs € 5,-
Verschijnt Vanaf 1 oktober 2022 verkrijgbaar of te bestellen bij uw boekhandel