‘Ik probeer te analyseren, te registreren, ik jaag door heel die krankzinnige kippenren en ik vind zoveel ongerechtigheden dat de schrik me om het hart slaat en ik niet meer weet waar te beginnen en als ik in het wilde weg een paar grepen doe stuit ik allereerst op mijn onevenwichtigheid die mijn stemmingen doet omslaan in een onbegrijpelijk tempo.’ (Wenny, 1948)
Zus, Erna en Wenny zijn een en dezelfde vrouw. Die namen staan voor verschillende fasen van haar leven (1918-1978). Ze woont twee lange perioden in Nederlands-Indië, waar ze zowel groot geluk (Zus) als — na haar studie in Nijmegen — extreme ellende in de jappenkampen (Erna) meemaakt. De terugkeer naar Nederland na de oorlog valt haar zwaar en heeft een persoonlijke crisis tot gevolg. Ze (Wenny) vindt uiteindelijk meer geluk bij echtgenoot Peter ‘Piet’ Nefkens, in haar gezin en in het vrijwilligerswerk in Amersfoort. Deze ervaringen en haar diepe, katholieke geloofsopvatting drukken hun stempel op Wenny Nefkens-Wennubst, een vrouw die niet makkelijk geleefd heeft. De biografie put uit zo’n duizend aan haar gerichte brieven, en de beschrijving van haar omgeving en de tijdgeest kleuren het beeld van deze boeiende persoonlijkheid in.