Van 1506 tot 1507 vertoeft Erasmus in Bologna. Hij is daar belast met het toezicht op de studie van de beide zoons van de lijfarts van Hendrik VII. Van Bologna uit schrijft hij aan Aldus Manutius, de beroemde drukker, om hem te vragen twee door hem vertaalde Treurspelen van Euripides uit te geven en te drukken. De Parijze drukker Badius had deze Tragedies, Hekabe en Ifigeneia, in 1506 al een keer gedrukt, maar blijkens de hierna volgende brief niet naar Erasmus’ zin. ‘Die heel kleine lettertjes, die allermooiste’ zijn Aldus’ kleine, cursieve letters, waarmee hij in staat was uitgaven in klein formaat te drukken. De overlevering wil dat deze cursief gemaakt is naar een handschrift van Petrarca, maar dat lijkt een misvatting. Waarschijnlijker is dat Aldus, geïnspireerd door het mooie, vlotte handschrift waarmee men in de vijftiende eeuw acten opmaakte, in 1499 aan de grafeur Francesco Griffo opdracht gaf een schuine, staande letter te snijden. Het eerste werk dal in dit lettertype werd gedrukt, was een uitgave in 1501 van Vergilius.
Erasmus aan Aldus Manutius (Bologna, 28 oktober 1507): Dit heb ik dikwijls bij mij zelf gewenst, zeer geleerde Manutius: moge het licht dat gij zowel over de Griekse als de Latijnse literatuur verspreid hebt u – niet alleen door uw boekdrukkunst en zeer fraaie letters, maar ook door uw vernuft en lang niet alledaagse kennis – een evenredig voordeel brengen. Want wat uw roem betreft, het is niet twijfelachtig of tot in het late nageslacht zal Aldus Manutius geprezen worden door iedereen die in de mysteriën is ingewijd. En dan zal uw nagedachtenis, evenals nú uw goede naam, niet alleen beroemd, maar ook geliefd en bemind zijn, vooral omdat gij u, naar ik hoor, bezig houdt met het zuiveren en het verspreiden van goede klassieke schrijvers, met de grootste nauwkeurigheid weliswaar, maar met weinig gewin. Evenals Hercules echter houdt gij u voortdurend bezig met een arbeid die wel zeer schoon is en u eens onsterfelijke roem zal brengen, maar die intussen voordeliger is voor anderen dan voor u zelf.
Ik zend u hierbij twee treurspelen. Wel heb ik ze met veel durf vertaald, maar of ik daarin met evenveel geluk geslaagd ben, moet gijzelf maar beoordelen. Thomas Linacre, William Grocin, William Latiner, Cuthbert Tunstall, evengoed uw vrienden als de mijne, prijzen ze zeer; en van deze weet gij zelf dat zij té geleerd zijn om zich in hun oordeel te vergissen, té eerlijk om een vriend te willen vleien, tenzij zij enigszins verblind zijn door hun genegenheid voor mij.
Ook de Italianen, aan wie ik mijn pogingen tot dusver heb laten zien, keuren ze niet af. Badius heeft ze voor eigen rekening gedrukt en nogal met succes, naar hij schrijft; want hij heeft de voldoening gehad alle exemplaren reeds te verkopen. Maar er wordt niet genoeg gezorgd voor mijn goede naam, want het wemelt overal van drukfouten. En nu biedt hij wel aan om de vorige uitgave door een nieuwe weer goed te maken, maar ik vrees dat hij, zoals Sofokles zegt, het kwaad met kwaad genezen wil.
Ik zou echter wel denken dat mijn werken onsterfelijk zouden worden, indien ze, gedrukt in úw letters, het licht zagen, vooral in die heel kleine lettertjes, die allermooiste. Zo zou het maar een klein boekje worden en zonder veel kosten uitgegeven kunnen worden. Als gij er iets voor voelt deze zaak te beginnen, dan zal ik u een verbeterd exemplaar gratis verschaffen en het door de jongeman (die u deze brief brengt) zenden, mits gij mij een paar exemplaren wilt sturen om aan mijn vrienden ten geschenke te geven. Ik zou er ook niet voor terugschrikken de zaak voor eigen rekening en op eigen risico te ondernemen, als ik niet binnen weinige maanden Italië moest verlaten. Daarom zou ik graag willen dat het zo spoedig mogelijk gedaan werd. Er zullen maar nauwelijks tien dagen voor nodig zijn. En als gij er erg op staat dat ik 100 of 200 exemplaren voor mijzelf neem, dan zal ik, hoewel Mercurius, die winstaanbrenger, mij nooit erg gunstig gezind pleegt te zijn en het zeer moeilijk zal zijn een pak te vervoeren, daar toch geen bezwaar tegen maken, mits gij een billijke prijs vraagt. Vaarwel, zeer geliefde Aldus, en reken Erasmus onder diegenen die u van harte het beste toewensen.
Deze brief van Erasmus aan Aldus Manutius werd genomen uit de uitgave Brieven van Erasmus, gekozen, vertaald en toegelicht door Dr. O. Noordenbos en Truus van Leeuwen’, Rotterdam 1936.